Messenvechters

Tremelo behoorde kerkelijk tot 1783 en wereldlijk tot 1837 bij Werchter. De bewoning was vooral gegroepeerd in gehuchten. Een echt dorpscentrum was er niet. De mensen leefden rond een kleine bebouwde kern met daar rond akkergronden, heide en bossen. De bewoners kwamen alleen buiten de grenzen van hun gehucht voor de zondagsmis of de markt. Ook met de kermis werd hierop een uitzondering gemaakt. Elke Veldonkenaar, Kruissenaar, Nindenaar, ... was dan ook zeer chauvinistisch ingesteld. Alleen het eigen gehucht was belangrijk. Vaak ontstonden hoog oplopende woordenwisselingen en werd het knipmes of de poignard boven gehaald. De inwoners van Tremelo hebben er de scheldnaam "Messevichters" aan overgehouden.

De echte oorzaak van dit soms baldadig optreden was het feit dat in de 19de eeuw vele Tremelonaren te kampen hadden met honger en de harde strijd om te overleven. De onvruchtbare bodem leidde vaak tot miserie en vervolgens tot criminaliteit. Om te overleven werd er illegaal alcohol gestookt, gestroopt en gestolen. Op kermissen en feesten mondde overmatig alcoholgebruik vaak uit in vechtpartijen. Die van Tremelo hadden toen in de wijde omgeving de minder eervolle reputatie om snel hun messen te trekken.

Reeds bij J. Cornelissen vinden we het volgende opgetekend:
"De inboorlingen van dit dorp heten vichters, erger nog moordeneers, omdat zij de naam en faam hebben zeer twistziek te zijn en gaarne te vechten. In hun vechtpartijen speelt het mes dikwijls een vreselijke rol en vallen er niet zelden doden. 't Is vooral langsheen de weg van Baal naar Tremelo, een brede zandbaan, dat een schuwe, vechtlustige bevolking woont in lemen hutjes."
bron: J. Cornelissen, Nederlandsche volkshumor op stad en dorp, land en volk, Antwerpen, 1929.

Meerdere auteurs hebben over de Tremelonaars als Messevechters geschreven. In 'De Brabantse Folklore' nr. 247, van september '85, vind je daarover een artikel van Norman Decat.

Rik Wouters, Tremeloos volkskundige nummer 1, die in zijn werk Tremelore 1900 niet minder dan twintig bladzijden wijdt aan de vechters, kan echter ook relativeren:
"De Tremelonaars kregen in de tweede helft van vorige eeuw de spotnaam Messevichters. Om zulke bedenkelijke reputatie te verwerven moet er wel een en ander gebeurd zijn. En werkelijk, de gendarmen van Haacht hadden meer dan hun handen vol met die van Tremelo. De advokaten te Leuven ook. De rechtbank hoorde praktisch elke week het dialekt van over de Dijle en de Laak. Toch moeten zulke feiten geplaatst worden in tijd en landschap. Deze gemeenschap mag dan barbaarse exponenten gekend hebben, ze was hoegenaamd niet slechter dan elders."
bron: R. Wouters en A. Verhoeven, Tremelore 1900, Haacht 1989

We kunnen vaststellen dat de Tremelonaar nog steeds met zijn schimpnaam van Messevechter zit, maar dat men allang met een monkellachje reageert als men die hem toeroept. De schrijnende armoede die hier zo lang heerste en het vertier om die miserie te vergeten waren de oorzaak van het vele vechten. Dat is reeds lang verleden tijd. Tremelo is ondertussen een bloeiend centrum geworden waar handel en nering weelderig tieren. Het rijke Tremelo, zouden we kunnen zeggen, waar je de fiere gemeentenaar kan ontmoeten die van zandstuiver uitgegroeid is tot Tremelonaar.

Als laatste illustratie bij de Messevechtersfaam nog even een fragment uit een straatzangersliedje. Bewijs te meer dat de Vichters en Moordeneers van Tremelo een echte schrik waren in de streek:
"...zij werden dan zo vreselijk gebonden
door de gendarmen naar het prison gebracht
ieder mensch kwam dan in het ronden
riepen hun naar wat noordelijk geslacht
dan bij malkaar met ijzers op de handen
werden zij aanstonds naar Leuven toegedaan..."
Uit: Schrikkelijke Moorden begaan te Wercheer en Tremeloo, H. Meulemans, zanger en dichter, Aarschot. Bron: verzameling N. De Cat

Deel deze pagina

  • Messenvechter - Flor Hermans