Pater Damiaan

Op 3 januari 1840 werd Jozef (Jef) De Veuster geboren in Ninde bij Tremelo (Vlaams-Brabant). Zijn ouders hadden een boerderij en graanhandel. Zijn vader, Frans De Veuster, had graag gewild dat zijn jongste zoon het bedrijf overnam. Daarom stuurde hij Jef in 1858 naar de secundaire handelsschool in Braine-le-Comte. Daar rijpte evenwel een andere roeping. Jef verlangde om religieus te worden. Hij zou dezelfde weg gaan als twee van zijn zussen en als zijn broer August (Gust). In navolging en op aansporen van zijn broer koos Jef voor de Congregatie van de Heilige Harten (Picpussen).

 In 1859 trad hij in en vatte het noviciaat aan. Voortaan zou hij als religieus de naam Damiaan dragen. In 1860 legde Damiaan de eeuwige geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af. Ondertussen bleef hij zich in Parijs, waar het moederhuis van de congregatie gevestigd was in de Rue de Picpus (vandaar Picpussen), en in Leuven voorbereiden op het priesterschap. Vurig verlangde hij om missionaris te worden en in de voetsporen te treden van zijn grote voorbeeld, de zestiende-eeuwse missionaris Franciscus Xaverius.

Normaal gezien zou het eerst de beurt zijn aan zijn broer Gust, pater Pamfiel maar die viel op het laatste ogenblik ziek. De jonge en vurige religieus en priester-in-opleiding Damiaan ging in de plaats van zijn broer naar de missies. Op 9 november 1863 vertrok Damiaan vanuit de haven van Bremen (Duitsland) naar de Hawaii-eilanden. Na een bijna vijf maanden durende reis kwam hij op 19 maart 1864 aan in de haven van Honolulu, de hoofdstad van de Hawaii-eilandengroep. Twee maanden na aankomst, op 21 mei, werd Damiaan in de kathedraal van Honolulu tot priester gewijd. Nu kon Damiaan als priester-missionaris aan de slag.

De eerste negen jaren werkte hij als een klassieke missionaris op de eilanden Oahu en Hawaii. Hij las de mis, doopte, gaf catechese, bouwde kapellen en kerken en maakte kennis met de Hawaiiaanse cultuur en levensgewoonten. Tegelijk werd Damiaan in zijn parochies geconfronteerd met de lepraproblematiek en de gedwongen afzondering van melaatsen op het eiland Molokaï.

Toen zijn bisschop vrijwilligers zocht om de permanente zielzorg op Molokaï te verzorgen, bood Damiaan zich aan. Op 10 mei 1873 kwam hij aan op Molokaï. Ook al was een beurtrol voorzien, Damiaan wilde blijven en kreeg daarvoor de toestemming. Van de hel op Molokaï probeerde hij van in het begin een leefbare gemeenschap te maken. Hij won de harten van de melaatsen door zich met hart en ziel in te zetten voor hun algemeen lichamelijk en geestelijk welzijn. Hij bouwde huisjes, kerkjes, een weeshuis, een waterleiding en een hospitaal. Hij verzorgde wonden en begroef doden. Hij at met ‘zijn’ melaatsen, deelde hun zorgen en bracht ontspanning via paardenrennen, een fanfare en een zangkoor. Damiaan verliet op Molokaï een strakke anti-protestantse houding. De mens, evenbeeld van God, stond voor hem voortaan absoluut voorop.

Onophoudelijk ijverde hij voor meer middelen voor ‘zijn’ melaatse mensen. Damiaan beroerde de geesten over alle grenzen heen. Zo ontving hij vanuit protestantse hoek op Molokaï heel wat (financiële) steun en vriendschap.

Pater Damiaan groeide tijdens zijn leven al uit tot een beroemdheid. Zelf bleef hij nederig en bescheiden. Dat hij volhield in de hel van Molokaï, schreef hij enkel toe aan zijn ontmoeting met Jezus Christus in het gebed en de eucharistie. Hij putte troost en kracht uit Christus’ lijden. In navolging van Christus zou hij zijn leven geven voor zijn melaatsen. Het stond in 1885 immers vast: Damiaan was melaats. Hij berustte nog meer in zijn lot, toen hij zag dat zijn werk in de melaatsenkolonie van Molokaï zou worden verdergezet. Op 15 april 1889 stierf Pater Damiaan. Zijn dood deed de wereld opschrikken. In de geest van Damiaan kwam er wereldwijd een actie opgang die zijn werk, de strijd tegen lepra, de strijd tegen onrecht, discriminatie, uitsluiting zou verderzetten tot op vandaag.

 

 

Deel deze pagina

  • Pater Damiaan